hoogbegaafde kinderen

Heb ik een hoogbegaafde in de klas?

Uitzonderlijke schoolprestaties zijn niet de enige sleutel tot het ontdekken van hoogbegaafde kinderen in de klas. Een aantal valt op die manier op, maar er zijn meer kenmerken van hoogbegaafdheid die zouden kunnen opvallen. Drie professionals uit de praktijk delen hun ervaringen.

Hooggevoeligheid

Marije Ruben is leerkracht voltijd hoogbegaafdenonderwijs op een Jenaplan school in Vianen. Zij geeft les aan kinderen van 7 tot en met 11 jaar. Het niveauverschil van de kinderen onderling is hetzelfde als die in de reguliere klas wat betreft toetsresultaten, motoriek en creativiteit. “Wat opvalt is de hoge emotionele gevoeligheid in de klas,” zegt Marije. “Gevoeligheid voor sfeer, het aanvoelen van de ander, het hebben van grote emoties.” Die hooggevoeligheid kan ook zintuiglijk zijn. Geluid of licht dat hard is, kleding die prikt. “Een klein kaartje in een trui kan zo kriebelen dat werken niet meer mogelijk is. In een klein sneetje kan heel veel pijn zitten. Ook al heb je die gevoelens misschien niet als leerkracht, erken dat ze er zijn. Zeg niet ‘stel je niet aan’, maar ‘wat vervelend dat het zo’n zeer doet.’ Maak er geen drama van, maar toon begrip. Dat is veel fijner en dan is het ook klaar.”

Sterk wisselende resultaten

Peter (niet de echte naam; naam is bekend bij de redactie) geeft les aan een plusklas en een reguliere klas aan twee basisscholen in Amsterdam. Bij Ikc Noordrijk (scholengroep Innoord) is hij voorzitter van de leergroep hoogbegaafdheid. Als het gaat over toetsresultaten dan is voor hem niet de hoogte of de laagte van de score een signaal, maar de afwisseling daartussen. “Een kind is bijvoorbeeld heel goed in de rekenles maar in een andere les lijkt het niet te hebben geluisterd.” Peter onderscheidt absolute en relatieve onderpresteerders: presteert het kind lager dan gemiddeld of blijft het onder zijn eigen plafond? “Daar kun je meer over leren door het kind verder te observeren. Geef het jongere kind een creatieve opdracht, maar wel afgezonderd van de groep. In een individuele opdracht kan het kind laten zien wat het wil, het voorkomt dat het zich gaat aanpassen omdat het bij de groep wil horen. Bij het oudere kind volstaat het aanbieden van een probleem of onderzoeksvraag. Het kind gaat op zoek naar mogelijke oplossingen, dat kan prima samen met klasgenoten. De leerkracht observeert de vaardigheden die de kinderen inzetten.”

Moeite met kiezen

Thessa van Aerde is docent Engels op een havo-vwo school en leerlingcoördinator bovenbouw vwo in Tilburg. Ook draait zij de Engelstalige toneelgroep voor de bovenbouw. “Ik herken hb’ers aan het denken in spinnenwebben, zoals ik dat noem. Het zijn de leerlingen die meteen allerlei mogelijke vervolgstappen en uitkomsten zien, zowel in hun persoonlijke leven als in schoolopdrachten. Dan lopen ze soms vast omdat ze niet kunnen kiezen uit de mogelijkheden.” Thessa ziet het als haar eerste taak om te luisteren en te herkennen, soms geeft ze ook advies hoe met die spinnenwebben om te gaan. “Ik wil deze kinderen vooral het gevoel geven dat ze niet raar zijn en hen de mogelijkheid geven te verbinden met anderen. Dat doe ik bijvoorbeeld door het samenstellen van groepjes bij bepaalde opdrachten of in de toneelgroep.”

Een kritische instelling

Wat Peter ook altijd opvalt in de plusklas zijn de kritische vragen die hij krijgt. “We praatten over het broeikaseffect. Ik vertelde dat als we geen dampkring zouden hebben, het ijskoud wordt op aarde. Vraagt een leerling van acht: ‘Als er geen laag meer tussen aarde en de zon zit, waarom wordt het dan niet extra warm?’ Deze kinderen willen graag goed begrijpen. Ze hebben behoefte aan het grote plaatje en vragen door tot ze dat hebben. Leg uit waarom je iets doet, zeg niet ‘omdat het zo hoort’. Een hoogbegaafd kind raakt uitgeput als het al zijn vragen altijd binnen moeten houden. Voel je niet aangevallen en wees niet bang de discussie aan te gaan. Met kritische vragen geven deze kinderen aan wat ze nodig hebben.”

Vragen om het grote plaatje

“Onderwijs in Nederland is stapje voor stapje dingen leren en pas aan het eind uitleggen waarom je het hebt geleerd,” zegt Marije. “Stel je voor: je moet in een auto stappen. Je gaat links. Je gaat rechts. Je rijdt 20 kilometer rechtuit. Je stopt. En je weet niet waarom. Hoe voelt dat? Hoogbegaafde kinderen willen het eindplaatje weten. Vaak weten leerkrachten zelf niet waarom ze iets doen, buiten de lesmethode om. Iedere docent zou zichzelf moeten vragen: doen we de goede dingen en we de dingen goed?”

Altijd associëren

De creativiteit van deze kinderen, Marije kent ze zo goed. “Als ik ‘hond’ zeg, gaat er bij iedere leerling wel een luikje open in het hoofd en ieder luikje is anders. De een hoort een hond, de ander maakt het geluid, de volgende wil hem aaien. Met die luikjes gaan ook de monden open. Als docent maak ik de leerlingen bewust dat het soms handig is om een respons – en ook emoties – bij henzelf te houden. Als volwassenen moeten ze dat ook kunnen. Mijn collega’s en ik spiegelen de kinderen: dit doen jullie. Psycho-educatie is zo belangrijk. Het leren leren van nu is helaas het stampen van informatie waar ze over twintig jaar niets meer aan hebben. Hoogbegaafde kinderen leren over het algemeen niet, ze lezen iets twee keer en weten het. Wij vinden dat een kind pas leert leren wanneer kennis net buiten hun bereik ligt. Dan moeten ze dingen gaan doen, dan is er nut en noodzaak. Dan heeft een hb-kind ook hulp nodig, want als het een opdracht zelfstandig kan maken is het niet uitdagend.”

Niet doen maar denken

Ook bekend uit de praktijk is het fenomeen ‘doen na snappen’. “Pas wanneer ze in het hun hoofd kunnen, willen ze het proberen,” licht Peter toe. “Als ze bijvoorbeeld moeten leren fietsen, dan denken ze het eerst uit. ‘Ik pak de fiets. Ik stap op de trapper. Maar als ik opstap, dan valt de fiets om, want hoe kan een fiets blijven staan als ik mijn gewicht op de trapper zet?’ Het kind concludeert dat het toch wel niet zal lukken en weigert te leren fietsen.” In zijn plusklas durven kinderen meer dan in hun reguliere klas, zegt Peter. “Ik laat hen iets van mijzelf zien. Ik zeg gerust dat ik me soms heel dom voel. Dat ik dingen niet begrijp. Dat herkennen ze en dan voelen ze zich veiliger. Dan beginnen ze elkaar uit te dagen en durven ze fouten te maken.” Sorry zeggen durft hij ook. “Ik zeg ook echt sorry wanneer dat nodig is. Ik hoop te laten zien dat je stoer en cool kunt zijn en toch fouten kunt maken en toegeven. En dan nog steeds cool bent!”

HB-er in de klas, wat nu?

Als er nog geen plusklas is of een leergroep hoogbegaafdheid, praat dan eerst met collega’s of er animo is om hb-kinderen te ondersteunen. Peter: “Vorm een leerteam, stel samen doelen en ga stapsgewijs te werk. Bel collega’s van scholen waar al iets loopt. Zoek observatielijsten op internet. Probeer een profielschets te maken bij kinderen die je in beeld hebt. Je wilt dit omdat je deze kinderen ziet opbloeien.” Extra lesmateriaal hoeft geen geld te kosten, zeggen zowel Peter als Marije. “Werk met wat je hebt, maar stel andere vragen,” zegt Marije, die voorstelt de taxonomie van Bloom erop na te lezen. “Onthouden, begrijpen en toepassen is de standaard. Maar voor hoogbegaafde kinderen is juist belangrijk analyseren, evalueren en creëeren. Dan wordt het voor hen interessant. Wij gebruiken denksleutels. Activeer hen met vragen, maar maak het niet vrijblijvend. Leer hen overbrengen wat ze weten. Stel doelen. Dit is niet iets dat ze doen als de rest klaar is, dit is nodig voor hun ontwikkeling.”